Omdat veel werkgevers het in deze tijd extra druk hebben met het regelen van zaken voor hun personeel of het uitvoeren van hun diensten, hebben veel ondernemers geen tijd voor het vastleggen van arbeidscontracten conform de administratieve vereisten. Daarom is de coulanceperiode voor het vastleggen van contracten voor onbepaalde tijd met drie maanden verlengd. Dit kan voor werkgevers gunstige gevolgen hebben voor de WW-premie’s van deze werknemers.

Als een werkgever op 31 december 2019 een werknemer in dienst had die een arbeidscontract voor onbepaalde tijd krijgt, moet dat binnen de coulanceregime schriftelijk vastgelegd worden. Onder schriftelijk vastleggen verstaan we: het contract digitaal bewaren, het contract aan de bewuste werknemer sturen die antwoord er mee akkoord te gaan en het contract opslaan in het HR-systeem. Eerder duurde de coulanceregime tot 1 april 2020. In verband met het Coronavirus heeft de Belastingdienst deze coulanceregime verlengd tot 1 juli 2020.

Voor contracten voor onbepaalde tijd betalen werkgevers in de meeste gevallen de lage WW-premie. Gedurende de coulanceregime mag daarom in de aangifte worden vastgelegd dat het arbeidscontract schriftelijk vastgelegd is, ook al is de werkgever daar nog mee bezig. Als het contract op 1 juli 2020 nog altijd niet vastgelegd is, moet met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie betaald worden.

Bij oproepcontracten betaald een werkgever altijd hoge WW-premie. Hierdoor kan een werkgever zich hierbij niet op deze regeling beroepen. Belangrijk is dat er goed nagekeken wordt, of een werknemer voor de wet geen oproepkracht is, omdat dit begrip sinds 1 januari 2020 door de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) gewijzigd is. Volgens de huidige definitie is er sprake van een oproepovereenkomst indien:

  1. de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als een aantal uren per tijdseenheid van:
    1. ten hoogte een maand, of
    2. ten hoogte een jaar en het recht op loon van de werknemer gelijkmatig is verspreid over die tijdseenheid; of
  2. de werknemer op grond van artikel 628, lid 5 of 7, of artikel 691, lid 7, geen recht heeft op het naar tijdruimte vastgestelde loon, indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht.

 

Door Rik van den Aakster

 

Bron: www.cmweb.nl.